Andere Duitse uurwerkmakers maakten in deze periode echter miniatuuruurwerken, en er is geen bewijs dat Henlein de eerste was. Deze ‘uurwerken’ werden aan kleding vastgemaakt of aan een ketting om de hals gedragen. Het waren zware trommelvormige cilindrische messing doosjes met een diameter van enkele centimeters, gegraveerd en versierd. Ze hadden slechts een uurwijzer. Het gezicht was niet bedekt met glas, maar had meestal een scharnierend messing deksel, vaak decoratief doorboord met grillwerk zodat de tijd kon worden afgelezen zonder te openen. Het uurwerk was gemaakt van ijzer of staal en werd met taps toelopende pennen en wiggen bij elkaar gehouden, totdat na 1550 de schroeven in gebruik werden genomen. Veel van de bewegingen bevatten slag- of alarmmechanismen. Ze moesten meestal twee keer per dag worden opgewonden. De vorm ontwikkelde zich later tot een ronde vorm; deze werden later Neurenbergse eieren genoemd. Nog later in de eeuw was er een trend naar ongewoon gevormde horloges, en werden er klokhorloges in de vorm van boeken, dieren, vruchten, sterren, bloemen, insecten, kruizen en zelfs schedels (doodshoofdhorloges) gemaakt. Deze vroege uurwerken werden niet gedragen om de tijd aan te geven. De nauwkeurigheid van hun berm- en bladwerk was zo slecht, met fouten van misschien wel enkele uren per dag, dat ze praktisch nutteloos waren. Ze werden gemaakt als juwelen en nieuwigheden voor de adel, gewaardeerd om hun fijne versiering, ongewone vorm of intrigerend mechanisme, en de nauwkeurige tijdregistratie was van zeer ondergeschikt belang. Zakhorloge Het tijdmechanisme van deze vroege zakhorloges was hetzelfde als dat van de in de 13e eeuw uitgevonden klokken; de bermontsnapping die een bladerdek, een haltervormig staafje met gewichten aan de uiteinden, liet heen en weer slingeren. De drijfveer introduceerde echter een foutbron die niet aanwezig was in de gewichtaangedreven klokken. De kracht van een veer is niet constant, maar neemt af naarmate de veer afwikkelt. De snelheid van alle tijdwaarnemingsmechanismen wordt beïnvloed door veranderingen in hun aandrijfkracht, maar het primitieve berm- en foliotmechanisme was bijzonder gevoelig voor deze veranderingen, dus de vroege horloges vertraagden tijdens hun looptijd terwijl de drijfveer naar beneden liep. Dit probleem, dat gebrek aan isochronisme wordt genoemd, heeft de mechanische horloges in de loop van hun geschiedenis geplaagd. Inspanningen om de nauwkeurigheid van de horloges te verbeteren vóór 1657 gericht op de avond uit de steile koppelcurve van de drijfveer. Twee apparaten om dit te doen was verschenen in de eerste klok-horloges: de stackfreed en de zekering. De stackfreed, een verende nok op de hoofdveeras, voegde veel wrijving toe en werd na ongeveer een eeuw verlaten. De zekering was een veel duurzamer idee. Een gebogen conische katrol met een ketting eromheen gewikkeld, die aan de hoofdveertrommel is bevestigd, veranderde de hefboomwerking bij het afrollen van de veer, waardoor de aandrijfkracht gelijk werd gemaakt. Zekeringen werden standaard in alle horloges, en werden gebruikt tot het begin van de 19e eeuw. Het blad werd ook geleidelijk aan vervangen door het balanswiel, dat een hoger traagheidsmoment had voor zijn grootte, wat een betere tijdregistratie mogelijk maakte. Tekening van een van zijn eerste balansveren, bevestigd aan een balanswiel, door Christiaan Huygens, gepubliceerd in zijn brief in het Journal des Sçavants van 25 februari 1675. |
https://www.quickjewels.nl/horloges/seiko/dames |